De analyse van een enquête waarop 189 Vlaamse melkveehouders antwoordden, geeft een goed beeld van de huidige aanpak van de jongvee-opfok op Vlaamse melkveebedrijven. Het onderzoek kadert in het VLAIO-project JongLeven. Daarin gaat ILVO samen met partners Hooibeekhoeve en Inagro op zoek naar duidelijke richtlijnen voor de Vlaamse melkveehouders om de opfok van vaarzen op het bedrijf te verbeteren.
De groep respondenten bleek goed te weten wat goed biestmanagement inhoudt. Toch blijken praktische hindernissen soms de implementatie ervan in de weg te staan. Zo gebeurt het meten van de biestkwaliteit in de bevraagde groep slechts op 48 procent van de bedrijven.
Na de biestperiode volgt de melkfase. Bij de respondenten krijgen de kalveren hoofdzakelijk melkvervangers (melk- of weipoeder) voorgeschoteld (64 procent van de bedrijven). Maar op 21 procent van de bedrijven wordt nog steeds separatiemelk aan de kalveren gegeven.
Het moment van spenen wordt in de groep respondenten op uiteenlopende manieren bepaald. Slechts 20 procent van de respondenten gebruikt het aanbevolen criterium ‘hoeveelheid krachtvoer die het kalf dagelijks opneemt’ om het speenmoment te bepalen. Op 65 procent van de bedrijven wordt gespeend op een vaste leeftijd van het kalf. Slechts 7 procent van de melkveehouders die de enquête invulden speent abrupt.
Gemiddeld wordt een pink bij de groep respondenten op 14 maanden voor de eerste keer geïnsemineerd. Hier merken de onderzoekers op dat de eerste inseminatie beter afgestemd wordt op het gewicht van het dier. Streefwaarde is 380 – 400 kg, wat overeenkomt met een borstomtrek van 168 – 170 cm; maten die idealiter worden behaald op 13 maanden leeftijd.
Ondanks de vele inspanningen die al werden gedaan om veehouders over bioveiligheid te informeren blijkt uit de enquête dat er nog heel wat ruimte tot verbetering is. Zo voorziet slechts een kleine minderheid van de ondervraagden bezoekers van laarzen. Ook een ontsmettingsbad/-mat is bij slechts een kleine groep voorhanden. Bijna geen enkele melkveehouder wisselt laarzen of kledij bij het betreden van de kalverhuisvesting. Ook het gescheiden huisvesten van stier- en vaarskalveren is nog slechts bij 53 procent van de respondenten in voege.
Voor de uitgebreide resultaten lees het volledige artikel De praktijk in cijfers opfok van jongvee in Vlaanderen
Bron: naar Matthieu Frijlink (Rundveeloket) & Sabrina Curial (ILVO)