Beslissingen rond beheersing van dierziekten steunen best op de kengetallen van het individueel bedrijf en niet op de gemiddelden voor een hele sector. De winst of het verlies door aandacht te schenken aan een dierziekte blijkt namelijk erg te verschillen van bedrijf tot bedrijf. Dat concludeert onderzoekster Mariska van der Voort in haar doctoraat dat ze verdedigde aan het ILVO-UGent.
Van der Voort focuste op de casus maagdarmworminfecties in de melkveehouderij. Met deze nieuwe studie zijn praktische berekeningen te maken rond prioriteiten op een individueel bedrijf t.a.v. ziektebeheersing. Economische en medische overwegingen kunnen nu preciezer in balans worden gebracht.
Maagdarmworminfecties
De onderzoekster legde een samenhang bloot tussen enerzijds de manier waarop een melkveehouder zijn inputs gebruikt en anderzijds de ziektedruk en de uiteindelijke prestatiescores. Bijna alle grazende runderen met toegang tot weiden zijn besmet met maagdarmworminfecties. Een maagdarmworminfectie leidt tot mindere prestaties van de koe, zoals een lagere melkproductie, voederopname en gewichtsaanzet. Hoewel de impact van maagdarmworminfecties niet altijd direct zichtbaar is voor de melkveehouder, zijn ze wel degelijk van groot belang.
De infectiedruk in volwassen melkvee is de afgelopen jaren toegenomen en er is een opkomende resistentie tegen anthelminthica. Voor de melkveehouder groeit dus het belang om gepaste beslissingen te nemen die zowel de infectiedruk verlagen als de economische bedrijfsprestaties verbeteren.
Om een optimale beslissing te kunnen nemen stelt Van der Voort een methode voor die gebruikmaakt van de zogenaamde productie economische theorie. Hierbij worden de meest recente methodologieën uit veterinair en landbouweconomisch onderzoek gecombineerd in één analysemethode. Zo bereken je de economische impact van maagdarmworminfecties (en controlestrategieën) op individueel bedrijfsniveau.
Eerst kom je via de analyse te weten hoe de maagdarmworminfecties een negatieve impact hebben op de efficiëntie van jouw bedrijf. Die bedrijfsefficiëntie is gedefinieerd als de mate waarin je met een bepaalde hoeveelheid inputs een maximale melkproductie bekomt. In haar bedrijfsberekeningen constateert de onderzoekster dat eenzelfde verlaging in infectie toch een flink verschillend eindeffect heeft in de totaalprestatie van een bedrijf. Het effect op de bedrijfsefficiëntie van een verlaging van de infectie blijkt relatief groter te zijn bij hoogefficiënte bedrijven, dan bij middelmatig of laagefficiënte bedrijven. Dit suggereert dat laagefficiënte bedrijven eerst beter focussen op andere verbetermogelijkheden dan op een verlaging van de infectie.
Een derde ontdekking is de rol van de verhouding tussen de gebruikte inputs, nl. tussen de hoeveelheid krachtvoeder en weilandgebruik. Bedrijven die relatief veel krachtvoeder gebruiken in vergelijking met de andere inputs zijn over het algemeen minder zwaar geïnfecteerd dan bedrijven die relatief hun koeien meer laten weiden. Uit de analyses komt naar voor dat de bedrijven weliswaar hun kosten minimaliseren door relatief meer ruwvoeder en weiland te gebruiken ten opzichte van de andere inputs. Maar met het gebruik van relatief meer weiland neemt het risico toe op meer maagdarmwormbesmettingen.
Conclusie
Een ambitieuze melkveehouder die optimaal wil managen dient heel fijn zijn keuzes te regelen. Zowel de economische prestaties qua voederstrategie doen toenemen als de infectiedruk verlagen ligt niet voor de hand. Kostenminimaliserende inputcombinaties kunnen gepaard gaan met een hogere infectiegraad.
Om het gebruik van ontwormingsmiddelen in de melkveehouderij te verlagen bestaan er verschillende alternatieve mogelijkheden voor weidemanagement die ook toepasbaar zijn om de infectiedruk te verminderen. Voorbeelden zijn het verkorten van het graasseizoen en minder lang weiden van de koeien per dag. Deze alternatieve strategieën drukken de gemíddelde economische prestaties, toont het doctoraat.
Maar het werkelijk economisch effect verschilt danig van bedrijf tot bedrijf. Daarom wordt aangeraden om beslissingen rond maagdarmworminfecties in de melkveehouderij echt te bekijken van bedrijf tot bedrijf.