Bijna 15 procent van de landbouwbedrijven in Vlaanderen is intussen een vennootschap. In 2001 was dat nog maar 5 procent. In absolute cijfers is het aantal vennootschappen tussen 2001 en 2013 gestegen van 1.981 tot 3.620. Die trend staat in schril contrast met de forse inkrimping van het totale aantal land- en tuinbouwbedrijven in dezelfde periode: -37 procent!
De cijfers staan in een nieuw focusrapport van het Departement Landbouw en Visserij. De vervennootschappelijking van de landbouw treedt sterker op in Vlaanderen dan in Wallonië, waar het aandeel in 2013 bij een kleine 10 procent ligt. Binnen Vlaanderen zijn er ook opmerkelijke verschillen tussen de provincies. Het aandeel is het hoogst in de provincies Antwerpen (24 procent) en Limburg (19 procent).
De keuze voor een vennootschap verschilt sterk volgens specialisatiegraad en -type. Gespecialiseerde pluimveebedrijven (30 procent), tuinbouwbedrijven (29 procent) en varkensbedrijven (26 procent) hebben het grootste aandeel vennootschappen. Gemengde bedrijven opteren zelden voor een vennootschap.
Deelt men de bedrijven in volgens de economische bedrijfsgrootte (gemeten in standaardopbrengst) dan is het aandeel vennootschappen pas belangrijk vanaf de SO-klasse van 150.000 tot 250.000 euro. Bij de klasse ‘500.000 euro en meer’ heeft circa 39 procent gekozen voor een vennootschapsvorm. Het aandeel vennootschappen is ten slotte duidelijk groter bij bedrijven met bedrijfsleiders in de jongere leeftijdsklassen.
Over de periode 2010-2014 bedroeg het aandeel van de vennootschappen bij oprichting van een bedrijf gemiddeld 35 procent. Bij overname van een bedrijf lag het gemiddelde nog iets hoger op 37 procent.
Landbouwvennootschappen (LV) blijken vooral in trek te zijn bij landbouwers, terwijl de voorkeur in de tuinbouw meer uitgaat naar de BVBA. Sinds 2008 is het aantal actieve LV’s nagenoeg verdubbeld.
De vervennootschappelijking hangt samen met de schaalgrootte en de schaalvergroting van de Vlaamse land- en tuinbouw, de professionalisering van de sector en de stijgende kapitaalsbehoefte voor het uitbaten van een bedrijf. Bedrijfsleiders willen de continuïteit van het bedrijf garanderen en rekenen daarbij op een duidelijke aansprakelijkheidsregeling, fiscale optimalisatie en het vermijden van registratie- en successierechten.
Voor het volledige focusrapport klik 2015_07_16_focus_vervennootschappelijking_-_eindversie_def_def