Op 25 mei organiseerde B3W, de Begeleidingsdienst voor een Betere Bodem- en Waterkwaliteit, een thematisch uitwisselingsmoment rond de onderzaai van gras bij maïs. Wat zijn de voor- en nadelen, en waarop moet je letten? Landbouwer Hugo Vandaele deelde enthousiast zijn praktijkervaringen. We zetten de belangrijkste aandachtspunten nog eens op een rij.
Bij een onderzaai wordt het gras al ingezaaid als de maïs nog op het veld staat. Na de oogst kan de groenbedekker zich meteen verder ontwikkelen. De techniek heeft veel voordelen, zegt landbouwer Hugo Vandaele uit Ichtegem. “De onderzaai vergroot de vruchtafwisseling, verbetert de bodemstructuur en brengt extra organische koolstof aan. Vooral dat laatste vind ik belangrijk, want nu ons klimaat steeds droger wordt, hebben veel teelten baat bij een bodem die zijn vocht goed ter beschikking van de plant kan stellen. Ik breng dan ook regelmatig compost aan op mijn percelen. De extra kosten die ik daarvoor maak, verdien ik later zeker terug.”
Nitraatresidu verlagen
Het onderzaaien van gras kan bovendien voor een lager nitraatresidu zorgen, al is dat sterk afhankelijk van de zaaiperiode en de seizoensinvloeden. Gemiddeld genomen heb je als landbouwer meest kans op een lager nitraatresidu als je het gras gelijktijdig inzaait met de maïs, of in het 1ste of 2de bladstadium. Bij een onderzaai na het 4de bladstadium is het effect afhankelijk van hoe snel het gras kiemt, hier speelt het weer een belangrijke rol. Als je een vanggewas pas inzaait na het oogsten van de maïs, kan het nitraatresidu aanvankelijk zelfs stijgen door de bodembewerking. In proeven zien we dat die stijging bij inzaai in september vaak groter is dan bij zaai in oktober. Bodemvocht en -temperatuur spelen hier wellicht de belangrijkste rol. Gelukkig neemt deze nitraatstijging snel weer af naarmate de groenbedekker groeit. Het onderzaaien van gras kan ook helpen in de strijd tegen erosie, dit doordat er tijdens het groeiseizoen al een gras aanwezig is.
Maïs zaaien in een gescheurde weide vraagt wel een aparte aanpak. Door meerjarig gras te scheuren, komt er immers een bom aan stikstof vrij. Het tijdig onderzaaien van gras kan het nitraatresidu (sterk) terugdringen. Daarnaast tonen proeven aan dat bemesten absoluut niet nodig is: bemeste en niet-bemeste percelen hebben quasi een gelijke opbrengst.
Tips voor een geslaagde onderzaai
1. KIES HET JUISTE PERCEEL
Niet ieder perceel of elke teeltvoering is geschikt om onderzaai toe te passen. Stel jezelf eerst de volgende vragen:
- Teel je kuil- of korrelmaïs?Dit maakt eigenlijk weinig verschil, het duurt alleen iets langer voor het gras zich opnieuw laat zien van onder het maïsstro.
- Wil je in het voorjaar een eerste snede maaien van je gras? Dan pas je best geen onderzaai toe.
- Heb je een enge teeltrotatie met veel maïs? Onderzaai kan zeker voordelig zijn met het oog op een ruimere teeltrotatie.
- Hoe is de onkruiddruk op je perceel?Is het moeilijk beheersbaar, heb je last van (grasachtige) probleemonkruiden? Dan pak je best eerst dit probleem aan voor je aan een onderzaai begint.
- Heb je last van knolcyperus? Onderzaai is uitgesloten op dit perceel.
2. KIES HET JUISTE TIJDSTIP
Hugo Vandaele zaaide vorig jaar zijn gras in het 8ste bladstadium. Vroeger zaaien kon niet door de droogte. Bij de oogst was hij wat ontgoocheld over de minieme groei van het gras. Dat bleef zich echter goed ontwikkelen, met als resultaat een volledig gesloten grasmat in maart. Trek je conclusies dus niet te snel: na de oogst kan de grasmat nog sterk veranderen (zie figuur 1).
Na de webinar vertelde Hugo dat hij vanaf nu zijn gras vroeger wil zaaien. Mits de juiste zaaitechniek is de maïsopbrengst immers niet lager als je het gras vroeger zaait. Proeven tonen aan dat de grasmat bij de oogst beter ontwikkeld is naarmate het gras vroeger wordt gezaaid.
Figuur 1. Resultaat onderzaai 8ste bladstadium (bron: Hooibeekhoeve).
3. KIES EEN GESCHIKTE GRASSOORT
Afhankelijk van het zaaitijdstip kies je best een aangepaste grassoort. Wil je je gras samen met de maïs zaaien, kies dan bijvoorbeeld voor rietzwenkgras: dat zal traag ontwikkelen en zo geen concurrentie vormen voor de maïs. Ook bij onderzaai in het 1ste of 2de bladstadium gebruik je beter rietzwenkgras. Bij onderzaai in het 4de of 5de bladstadium kies je voor kropaar of Engels raaigras, en in het 8ste tot 10de bladstadium voor Italiaans raaigras (zie figuur 2). Zo blijven het gras en de maïs uit elkaars vaarwater.
Figuur 2. Verschillende grassoorten, net voor oogst (bron: Hooibeekhoeve).
4. REKEN AF MET ONKRUID
Onkruid is een thema dat veel landbouwers bezighoudt. Wil je gras onderzaaien, kies dan een perceel met een matige onkruiddruk. Het perceel moet zeker vrij zijn van knolcyperus en gierstgrassen. Zaai je gelijktijdig maïs en rietzwenkgras in, dan mag je geen middelen tegen grassen gebruiken. In het 4de of 5de bladstadium kun je eventueel wel middelen tegen dicotylen gebruiken, maar ook daar kan je gras wat van afzien. Gebruik zeker geen zware bodemherbiciden als je onderzaai toepast vanaf het 4de bladstadium. In een vroeger stadium kan het wel, maar afhankelijk van de neerslag moet je de dosis verlagen. Pas twee weken na de onkruidbestrijding mag je het gras inzaaien.
5. KIES EEN GOEDE ZAAITECHNIEK
Zaai nooit gras in de maïsrij: dat kan de opbrengst met 10 procent verlagen. Hoe vroeger het gras gezaaid wordt, hoe belangrijker deze regel is. Hugo laat het gras zaaien door zijn loonwerker,het zaad wordt tussen de rijen geblazen en erna met een triltand ingewerkt. Informeer bij je loonwerker, hij kan je vast op weg helpen als je met deze techniek aan de slag wil.
6. BEMEST HEEL ZORGVULDIG
Het belangrijkste om een laag nitraatresidu te behalen is nog steeds de manier waarop je bemest. Werk altijd volgens het 4J-principe: de juiste dosis van de juiste mestsoort, op het juiste tijdstip en met de juiste techniek. De juiste dosis hangt onder meer af van je voorteelt en het koolstofgehalte van je perceel. De juiste mestsoort wordt bepaald door je gewas. Maïs heeft naast stikstof ook heel wat kalium en fosfor nodig: dierlijke mest is hier dan ook zeker op zijn plaats. Bovendien is het een bron van organische koolstof. Dien de mest op het juiste tijdstip toe: niet te vroeg, en alleen als de bodem het toelaat, zodat je opbrengst niet daalt door bodemverdichting of structuurschade. Stem de tijdstippen van bemesten en zaaien goed op elkaar af. Een voldoende hoge bodemtemperatuur is belangrijk om maïs te laten kiemen en om stikstofvrijstelling uit de drijfmest te bekomen. Als nog stikstof uit kunstmest wordt toegediend kan dit in de rij (= juiste techniek) meegegeven worden. Zo gaat geen kostbare stikstof verloren.
Meer weten?
Onderstaande figuur 3 zet de 6 aandachtspunten nog eens op een rij. De rode pijl geeft aan waar er risico’s zijn, de groene rijkt oplossingen aan.
Figuur 3. Schema van de 6 aandachtspunten (bron: Hooibeekhoeve).
Wil je de komende maanden ook de mening van andere telers en B3W-begeleiders horen? Surf dan naar de B3W-webpagina (b3w.vlaanderen.be), schrijf je in en word lid van de Maïsgroep. Of hou onze evenementenkalender in de gaten. De volledige presentatie en de opname van het thematische uitwisselingsmoment ‘Onderzaai van gras in maïs, wat zijn de aandachtspunten’ van dinsdag 25 mei kun je hier raadplegen. Voor meer informatie kun je contact opnemen met anneline.brouckaert@b3w.vlaanderen.be of an.schellekens@b3w.vlaanderen.be.
Over B3W
Dertien Vlaamse praktijk- en onderzoekscentra zetten hun schouders onder de Begeleidingsdienst voor een Betere Bodem- en Waterkwaliteit (B3W). Samen beheren we het kennisnetwerk en vertalen we die kennis naar direct toepasbare richtlijnen en handvaten.
Onze medewerkers, met name de experts van de praktijk- en onderzoekscentra, brengen de verzamelde kennis ook rechtstreeks tot bij de land- en tuinbouwers. Ons multidisciplinaire team heeft belangrijke troeven om de adviesdienst tot een succes te maken:
- In elk deel van Vlaanderen kunnen we experts inzetten met kennis van het specifieke terrein en de aanwezige sectoren en teelten;
- Onze experts hebben uitgebreide ervaring in het begeleiden van land- en tuinbouwers en het demonstreren van best practices;
- Er is ook academische expertise in het consortium aanwezig, waardoor de B3W-werking continu gevoed wordt met de laatste wetenschappelijke inzichten rond duurzaam bodem- en nutriëntenbeheer.