De laatste jaren komt hittestress bij melkvee meer en meer voor. De sector toont zich innovatief in het verminderen van de impact van hittestress op melkvee. Van ventilatoren tot watertechnieken alsook combinaties van maatregelen deden hun ingang om het welzijn en de productie van melkvee te beschermen.
Deze technieken brengen behalve een investeringskost ook een verbruikskost aan energie en/of water met zich mee. Afgelopen zomer werden in het EHBHkoe project een aantal bedrijven die verschillende technieken toepassen opgevolgd om in beeld te brengen hoe de verminderde hittestress en het economisch voordeel dat daar uit volgt zich verhouden tot de extra kosten.
Ernst van hittestress berekenen
De ernst van hittestress hangt onder andere af van de temperatuur, luchtvochtigheid, zonnestraling en luchtsnelheid waarmee de koe geconfronteerd wordt in haar omgeving. Vanuit een combinatie van deze factoren kan je de mate van hittestress vertalen in de CCI-waarde (comprehensive climate index). Op de gevolgde bedrijven werden deze verschillende parameters de volledige zomerperiode opgevolgd, zowel binnen als buiten de stal.
Uit metingen blijkt immers dat als gevolg van een verschil in temperatuur, luchtvochtigheid, zonnestraling en luchtsnelheid de mate van hittestress binnen en buiten de stal in dezelfde omgeving verschillend is. Bovendien werden er ook referentiebedrijven opgevolgd waar op het moment van de metingen geen hittestressmaatregelen werden genomen. Op die manier kon er voor elk van de scenario’s in rekening gebracht worden in hoeverre het nemen van maatregelen resulteert in een vermindering van de hittestress die de dieren ervaren in de stal ten opzichte van een scenario waarin geen maatregelen worden genomen.
Verschillende mate van hittestress
In deze proef werden verschillende hittestressmaatregelen in de stal opgevolgd: ventilatoren, ventilatoren met verneveling, soaking, een sproeier op het dak in combinatie met ventilatoren en tot slot soaking in combinatie met ventilatoren (in 2 stallen).
Uit de metingen op de bedrijven (figuur 1) blijkt dat de omstandigheden buiten de stal bij de verschillende bedrijven betrekkelijk vergelijkbaar waren: in de verschillende scenario’s was er steeds een 20-tal dagen milde hittestress en 2 à 3 dagen matige hittestress. In de stal is het beeld diverser: afhankelijk van de maatregelen zijn er meer of minder dagen met hittestress. Zonder maatregelen zijn er tot 80 dagen hittestress in de stal, met meer dan 10 dagen matige hittestress.
Bij het nemen van maatregelen zijn er merkelijk minder dagen met hittestress: van 70 dagen in geval van een sproeier op het dak met ventilatoren in de stal tot 55 dagen hittestress bij het gebruik van soaking. In geval van soaking is het wel voornaam om in het achterhoofd te houden dat in de proef enkel de klimaatparameters in de stal zijn gemeten en niet rechtstreeks de temperatuur van de koe: door het directe effect van water op de koe werkt soaking meer rechtstreeks op de koe en minder op de klimaatomstandigheden van de stal.
Verder zijn er 40 dagen hittestress in geval van ventilatoren in de stal en in stal 2 met soaking en ventilatoren. In stal 1 met soaking én ventilatoren en de stal die ventilatoren combineert met verneveling blijft het aantal hittestressdagen beperkt tot 20 of minder.
Een snelle blik op deze gegevens zou kunnen leren dat in vrijwel alle gevallen er in de stal met hittestressmaatregelen er steeds nog meer hittestressdagen zijn dan buiten de stal. Hieraan zou gekoppeld kunnen worden dat bijvoorbeeld beweiding een betere hittestressmaatregel is. Hierbij is het belangrijk rekening te houden met het feit dat de CCI, die de mate van hittestress weergeeft, een getal is dat wordt berekend op basis van de gemiddelde klimaatgegevens van 1 dag. Bij beweiding staan de dieren meestal maar een gedeelte van de dag op de weide waardoor ze een beperkte periode mogelijks een sterke mate van hittestress kunnen ervaren. Die piek in hittestresservaring op korte termijn zal, als gevolg van de zonnestraling die de koe in de weide ervaart mogelijks zelfs hoger liggen. De waarde van deze cijfers zit dus niet zozeer in het vergelijken van opstallen versus beweiden, maar eerder in het vergelijken van hittestressmaatregelen. Bijkomend kunnen we stellen dat als je wil beweiden, dit in periodes van hittestress, beter gebeurt tijdens de avond en nacht wanneer er veel minder tot geen hittestress meer is.
Economische doorrekening
Om de economische doorrekening van het nemen van maatregelen mogelijk te maken, werd elk van de maatregelen vergeleken met de situatie waarin geen maatregelen werden genomen.
Aan opbrengstzijde heeft hittestress een rechtstreekse impact op de productie in zowel liters als gehaltes. Uit wetenschappelijk onderzoek zijn er cijfers bekend over de mate waarin de vet- en eiwitproductie daalt bij bepaalde CCI-waardes. Deze info is gebruikt om uit de verschillende scenario’s te gaan berekenen hoe groot het verlies aan melkgeld als gevolg van hittestress is. Omdat de melkprijzen ten tijde van de metingen historische hoogten bereikten, hebben we de doorrekening alsnog gemaakt bij uitbetaalde melkprijzen van 40 euro per 100 liter excl BTW. Andere voordelen van het beperken van hittestress zoals minder vruchtbaarheids-, klauw- en transitieproblemen zijn veel moeilijk in cijfers uit te drukken. Daarom zijn deze niet meegenomen in onze economische doorrekening.
Aan de kostenzijde brengen de genomen maatregelen investeringen en verbruik aan water en/of elekticiteit met zich mee. Op basis van gestandaardiseerde prijzen voor ventilatoren (afgeschreven op 10 jaar), water en elektriciteit werd dit in rekening gebracht. De hoeveelheden water en elektriciteit die zijn verbruikt werden gelogd op de bedrijven, dus dit zijn reële gegevens. Uit wetenschappelijk onderzoek bleek dat een verschillende mate van hittestress resulteert in een verschillende mate van voeropname: hoe meer hittestress een koe ervaart, hoe meer de voeropname daalt. Ook dit verschil werd, rekening houdend met een gestandaardiseerde kostprijs per kg droge stof voer, meegenomen in de toegenomen kosten.
Om extra inzicht te geven in situaties die in de praktijk kunnen voorvallen, werden de berekeningen herhaald voor situaties met verschillende elektriciteitsvoorziening en bijhorende prijzen (laagspanning, middenspanning, eigen energie uit zonnepanelen) en situaties waarin wel of geen VLIF-steun wordt verleend op de investering in de maatregelen (figuur 2).
Hieruit blijkt dat alle maatregelen rendabel bleken: ondanks de extra kosten die de maatregelen met zich meebrengen, hebben ze netto toch een positief resultaat door minder negatieve gevolgen van hittestress. Qua verschillen in resultaat binnen 1 maatregel valt er -logischerwijze- vast te stellen dat maatregelen die een grotere investering vragen, meer voordeel doen wanneer er VLIF wordt uitgekeerd. Eenzelfde verhaal ziet men bij maatregelen met hoger energieverbruik: hoe goedkoper de energie, hoe groter hun voordeel.
Puur economisch valt er op dat de maatregelen die resulteerden in het minste dagen hittestress (zie figuur 1), ventilatoren met soaking in stal 1 en ventilatoren met verneveling) beiden ook economisch goed scoren. Ook de ventilatoren op zich, die sterk scoorde in reductie van dagen hittestress scoort economisch sterk. De soaking, die gemiddeld scoorde qua reductie in hittestressdagen, scoort ook gemiddeld qua economisch resultaat per koe. De sproeier op het dak en de ventilatoren met soaking in stal 2 hadden een kleiner economisch voordeel te bieden.
Conclusie
Uit de praktijkbedrijven die opgevolgd werden, blijkt dat het nemen van diverse hittestressmaatregelen economisch wel degelijk verantwoord is. De combinatie van extra luchtverplaatsing en koeling via water blijkt het meest effectief te zijn in het verminderen van de hittestress en scoort ook economisch sterk. Uiteraard dienen de cijfers met voldoende nuance gebruikt te worden: het gaat om enkele voorbeelden op praktijkbedrijven.
Het verlagen van hittestress is een combinatie van verlaging van temperatuur en verhogen van luchtbeweging, bij voorkeur zonder veel extra zonnestraling en luchtvochtigheid te genereren in de stal. Welke maatregel het beste bij uw bedrijf zal passen, zal onder andere ook afhangen van het staltype, ligging, … Probeer voor uw bedrijf in kaart te brengen welke factor (temperatuur, luchtbeweging, zonnestraling, luchtvochtigheid) het meeste bijdraagt aan hittestress en probeer de maatregel in functie hiervan te kiezen binnen het besteedbare investeringsbudget.
Dit project werd gerealiseerd met financiële steun van de Vlaamse overheid en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
Kaderstuk met info demobeurzen hittestress:
Om de Vlaamse rundveehouder te informeren over de maatregelen die hittestress bij hun dieren kunnen voorkomen en de mogelijkheden om de gevolgen ervan bij hun veestapel te beperken organiseert demo-project Eerste Hulp Bij Hittestress Koe (EHBH Koe) twee demo-beurzen. Op deze demonstratiebeurzen die doorgaan op 14 maart op ILVO en 16 maart op Hooibeekhoeve worden veehouders objectief geïnformeerd over de gevaren en tijdige detectie van hittestress, alsook de vele mogelijkheden die er bestaan om hittestress te voorkomen of te bestrijden. Verschillende firma’s demonstreren hun producten en diensten die ze rond dit thema aanbieden. Geïnteresseerde bezoekers krijgen gerichte informatie in enkele thematische demonstraties. Daarnaast is er een beurs met standen van de verschillende firma’s waar specifieke informatie uitgewisseld kan worden en ook onderzoekers aanwezig zijn om bijkomende duiding te verstrekken. Meer info op https://www.rundveeloket.be/demobeurs_hittestress