Het is een uitdagend, nat voorjaar geweest. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor het eiwitgehalte in de grassilages en het winterrantsoen. Extra aandacht dus voor een optimale ruwvoerbenutting. Maar hoe?
Door je eigen ruwvoervoorraad optimaal te benutten hou je de voerkosten laag. Je hoeft immers minder voer aan te kopen. Dit is een continue uitdaging, maar wordt extra bemoeilijkt door extreme weersomstandigheden (zoals een nat voorjaar). Daarnaast wil je het eiwit in het rantsoen verder verlagen voor een economische en duurzame bedrijfsvoering.
Theorie en praktijk beter matchen
Wanneer spreken we over een hoog of laag eiwitgehalte en kan je dit zomaar verlagen zonder productieverlies? Over het algemeen zien we dat als we lager dan 14,5% eiwit gaan zitten, dit de microbiële groei in de pens kan gaan belemmeren (door minder DVE uit microbieel eiwit en verminderde ruwvoerbenutting). Dit kan een nadelig effect hebben op de melkproductie. Een hoog eiwitgehalte (boven de 16%) daarentegen geeft een lagere eiwitefficiëntie, en niet per se meer melk. Daarnaast kan het leiden tot een grote ecologische voetafdruk per kilogram melk.
In de praktijk zitten de meeste rantsoenen nog tussen de 15,5 en 16,5% ruw eiwit. Bij dit aandeel is eiwit doorgaans niet de beperkende factor. Optimaliseren op energiebron (fermenteerbare koolhydraten) kan zorgen voor een betere benutting van het eiwit. Maar de theorie komt helaas niet altijd overeen met de praktijk. De beste kuilen leiden niet altijd tot de gewenste melkprestaties. Hoe kan dit?
Variatie in vezelgebonden (ruw) eiwit
Uit onderzoek blijkt dat een deel van het eiwit moeilijk beschikbaar is voor de koe. Dit noemen we het vezelgebonden (ruw) eiwit (VRE). Dit eiwit zit diep vervlochten in de vezelige celstructuur van planten en is aanwezig in de meeste ingrediënten die we gebruiken in melkveerantsoenen. Het aandeel van dit VRE kan echter enorm variëren binnen krachtvoeders en ruwvoeders (Tabel 1, naar CNCPS). Zelfs bij graskuilen met een gelijk aandeel RE, kan er flink verschil zitten tussen het VRE-gehalte.
Tabel 1 – De variatie in VRE gehaltes.
Totaal RE (% DS) | Aandeel VRE (% van RE) | ||
Krachtvoeders | Bietenpulp | 9% | 51% |
Sojaschroot | 51% | 1% | |
Tarwezemelen | 17% | 12% | |
Bierbostel (nat) | 29% | 19% | |
Raapzaadschroot | 40 | 10-20% | |
Maisgluten | 22% | 10-20% | |
Ruwvoeders | Kuilgras 1 | 14% | 9% |
Kuilgras 2 | 15% | 14% | |
Kuilgras 3 | 15% | 11 | |
Kuilgras 4 | 16% | 17% | |
Kuilgras 5 | 18% | 21,3% | |
Kuilgras 6 | 18% | 12% | |
Maiskuil | 7% | 12% |
Er is nu een oplossing!
De benutting van VRE wordt steeds belangrijker omdat we stapsgewijs eiwit proberen te reduceren. Inzicht in de variatie die we kunnen tegenkomen in de praktijk is dus belangrijk. Maar kunnen we er ook iets aan veranderen? Uitgebreid onderzoek van Provimi heeft geleid tot een oplossing. Aminoreach® Ruminants helpt bij het beter beschikbaar maken van VRE en zorgt voor een betere ruwvoerbenutting. Zo haal je het maximale uit het winterrantsoen 2024.
Aminoreach® Ruminants is nu beschikbaar! Neem contact op met uw voeradviseur of Provimi via info@provimi.nl. Wij staan voor u klaar.