Voor telers die besloten hebben om het vanggewas tijdens het groeiseizoen onder te zaaien, wordt een effectieve onkruidbestrijding een uitdaging. Met name grasachtigen zoals gladvingergras zijn moeilijk afdoende te bestrijden zonder schade te berokkenen aan het vanggewas. Alertheid en reactiesnelheid als het gaat om het moment van bespuiting en de samenstelling van de middelencombinatie is in deze zeer belangrijk.
Probleemonkruiden als gladvingergras worden een nog groter probleem zonder een afdoende bestrijding
In het verleden maakten bodemherbiciden ter bestrijding van grasachtigen vaak standaard onderdeel uit van een combinatie van middelen ter bestrijding van de aanwezige onkruiden op maïspercelen. Door het niet verlengen van toelatingen zijn ondertussen een aantal middelen verdwenen. Daarnaast is het nu zo dat telers op zand- en lössgrond, door wetgeving ‘gedwongen’, kiezen voor onderzaai. Dit om niet vast te zitten aan het oogsten van de maïs op basis van de kalender, dat wil zeggen voor 1 oktober. Het probleem wat zich bij onderzaai voordoet is nu dat het onder te zaaien gewas door duurwerking niet alsnog bestreden moet worden door het onkruidmiddel wat daarvoor gespoten is. Om het vanggewas een grotere kans van laten slagen te geven, kan besloten worden om de bodemherbicide dan maar volledig achterwege te laten. Dit kan, zeker op probleempercelen, op de korte en middellange termijn voor een kiemgolf van onkruiden zorgen. Dit zorgt vervolgens voor een stevige concurrentie om vocht, licht en nutriënten met de maïs. Bestrijden op het verkeerde moment kan juist een remming op de ontwikkeling van maïs, met als resultaat opbrengstderving, veroorzaken.
Het welslagen van het vanggewas bij onderzaai is onder andere afhankelijk van de vraag of, wanneer en hoeveel bodemherbicide er is gebruikt
De maand mei is tot nu toe te koud gebleven, waardoor de maïs niet groeit. Om die reden bestaat er de vrees dat een deel van de maïs, wat in eerste voorbestemd was om te oogsten voor 1 oktober, zekerheidshalve toch ondergezaaid gaat worden. Bij deze lagere temperaturen doen onkruiden het naar verhouding juist beter en ook oude ondergewerkte vanggewassen als Italiaans Raaigras steken weer terug de kop op. Juist op die percelen zal het er dit jaar op aankomen en maatwerk geleverd moeten worden voor een afdoende bestrijding.
Lichtverkleuring als gevolg van te lage temperaturen. Onkruid groeit wel, de maïs niet
Hergroei van het oude vanggewas wat niet chemisch vernietigd is
Kans op opbrengstderving door stevige concurrentie op vocht, licht en nutriënten als gevolg van onkruid
Bij het chemisch bestrijden spelen het tijdstip en de dosering een heel belangrijke rol. Een onkruidbestrijding uitgevoerd tussen het 3e en 5e bladstadium geeft normaal gesproken het beste resultaat. De op het perceel aanwezige onkruiden bevinden zich dan nog in een relatief jong stadium, waardoor vaak een wat lagere dosering met het onkruidbestrijdingsmiddel of een cocktail van middelen volstaat. Bovendien wordt door de bespuiting in dit stadium een mogelijke groeiremming van het maïsgewas zoveel mogelijk voorkomen. Een bestrijding bij groeizaam weer geeft normaal gesproken de beste resultaten, omdat de opname van het middel of de middelen door de onkruiden dan het beste is. Is er sprake van wat ‘schraler’ weer, dan bij voorkeur ‘s morgens behandelen.
Bestrijding van onkruid in een later stadium van de maïs, dus vanaf het 5e bladstadium geeft om meerdere redenen niet het gewenste resultaat. Ten eerste heeft het maïsgewas veel meer moeite om te ‘ontgiften’. Door het forsere gewas raakt tijdens de bespuiting meer middel het blad van de maïsplanten, wat vervolgens weer moet worden afgebroken en groeiremming van de maïs kan veroorzaken.
Ten tweede is een hogere dosering noodzakelijk om het gewenste effect te realiseren. Dit maakt de bestrijding onnodig duur en ook nog eens lastiger omdat de aanwezige onkruiden in dit latere stadium ook nog eens meer zijn afgehard.
Ten derde worden door een zogenaamde ‘parapluwerking’ lang niet altijd alle onkruiden, die onder de maïsplanten staan, effectief bestreden omdat deze simpelweg niet door het middel geraakt worden.
De laatste en wel belangrijkste reden om niet te laat te spuiten in combinatie met een hogere dosering is dat vanaf het 5e-6e bladstadium de generatieve organen worden aangemaakt, wat in ernstige gevallen opbrengstderving teweeg kan brengen door onvoldoende tot geen vulling van de kolf.
Wanneer er sprake is van nakiemers en/of de aanwezigheid van de laat kiemende Haagwinde en daarmee een tweede na opkomstbespuiting noodzakelijk is, dan is het zeer aan te bevelen om voor een onderbladbespuiting met specifieke middelen te kiezen.
Om de onkruidbestrijding een nog grotere kans van slagen te geven, kunt u gebruikmaken van de tool: ‘Onkruidherkenning’ op https://www.kws-maismanager.nl/tools/onkruidherkenning. Aan de hand van de afbeeldingen kunt u de op uw maïsperceel aanwezige onkruiden herkennen. Op deze manier kan er door de persoon die de onkruidbestrijding gaat uitvoeren heel gericht en adequaat gehandeld worden. De App is snel en eenvoudig op uw smartphone of tablet van de App store of Google Play te downloaden. Laat u omwille van de actualiteit van toepassing en wegens het op de markt zijnde grote aantal onkruidbestrijdingsmiddelen en middelcombinaties, tijdig adviseren door gespecialiseerde leveranciers van onkruidbestrijdingsmiddelen en loonwerkers.
Bron: KWS
Van onze partner KWS
Een effectieve onkruidbestrijding en een geslaagd vanggewas een hele uitdaging