Afgelopen jaren kwamen verschillende monitoringssystemen op de markt. Het gros van die systemen beperkt zich tot één productie- of gezondheidsaspect en gebruikt slechts één sensor. Melkveehouders moeten daardoor verschillende systemen aanschaffen en integreren, wat onpraktisch is en de kosten verhoogt. Daarom onderzocht Said Benaissa in zijn doctoraat het potentieel van een geïntegreerd, multi-sensor monitoringssysteem.
Sensoren die voortdurend het lig-, stap-, sta-, eet- en herkauwgedrag van melkkoeien meten, kunnen bronst en kalving tussen 2 en 24 uur op voorhand met hoge nauwkeurigheid voorspellen. De combinatie van sensoren doet het beter dan één sensor, zeker op het laatste moment voor bronst of kalving, wanneer snel reageren van cruciaal belang is voor zowel koe als melkveehouder, zoveel blijkt uit het doctoraat dat op 29 mei voorgesteld en verdedigd werd.
Beter sensoren op poot én hals
Na het testen van off-body, on-body en in-body sensoren in de stal en op de weide o.m. op betrouwbaarheid van het signaal legde Benaissa zich toe op het testen van on-body bewegingssensoren. Sensoren die beweging meten in drie richtingen en aan hoge snelheid (real time) data verzenden bleken het interessantst voor deze toepassing. De beste positie om ze te plaatsen is afhankelijk van wat je wil meten. Benaissa: “Wil je voedingspatronen meten, dan kies je best voor een sensor aan de hals. Ben je meer geïnteresseerd in liggedrag, dan kies je best voor een pootsensor. Wil je zoals in dit onderzoek een totale monitoring, dan heb je voor een hoge nauwkeurigheid en betrouwbaarheid sensoren nodig op zowel hals als poot.”
Welk koegedrag is relevant?
Uiteindelijk voegde Benaissa ook een lokalisatiesensor op de hals toe, om een extra dimensie aan de data toe te voegen (in welke zone van de stal bevindt de koe zich, en welke afstand legt ze af?) en te controleren of de combinatie van verschillende sensoren effectief een beter resultaat oplevert. Maar voor hij op die vraag kon antwoorden, moest hij zinvolle informatie proberen te halen uit meer dan 200 dagen koedata.
Benaissa concentreerde zich op parameters voor vroegtijdige detectie van bronst en kalving. Benaissa ontdekte o.a. dat een koe die binnen 24 uur moet kalven 2 tot 3 uur minder tijd spendeert aan eten en herkauwen. Wanneer ze dichter bij het kalfmoment komt (6 tot 12 uur) last ze bovendien 2 tot 3 keer vaker een ligpauze in.
Het aantal stappen dat de koe zet blijkt geen betrouwbare voorspeller voor kalfdetectie, maar zegt wel iets over het ideale moment om de koe te insemineren. Twee dagen voor de koe bronstig wordt, zal ze immers opvallend meer beginnen rond te wandelen (+- 500 stappen per 6 uur). Daarenboven zal ze minder ligmomenten inbouwen (+- 4 uur per dag) en zo’n 2 uur per dag minder tijd spenderen aan herkauwen.
Detectie van bronst en kalving
Benaissa testte zijn detectiemodellen voor elke sensor apart en voor elke combinatie van sensoren. De combinatie van één of twee bewegingssensoren op hals en/of poot met een lokalisatiesensor op de hals gaf het beste resultaat. Zowel de nauwkeurigheid als gevoeligheid van de detectie ging er gevoelig op vooruit. Zeker in de latere detectiefase – 2 tot 4 uur voor kalving of bronst, wanneer hoge alertheid aangewezen is – maakt dit een groot verschil. Eén sensor kan het ideale moment voor inseminatie dan nog met 58-64% nauwkeurigheid detecteren en het moment van kalving met 40-63%. Door de sensoren te combineren stijgt dit tot respectievelijk 72-87% en 67-79%.
Efficiënte totaalmonitoring dichterbij
Promotor Bart Sonck (ILVO): “Dankzij het doctoraatsonderzoek van Benaissa werden opnieuw belangrijke stappen gezet richting een geïntegreerde monitoring in de melkveehouderij. Ook werd een eerste inschatting gemaakt van het kosten-batenplaatje: volgens de onderzoekers kan een geïntegreerd monitoringssysteem de melkveehouder een besparing opleveren van gemiddeld 200 euro per koe per jaar.”
Promotor Frank Tuyttens (ILVO): “Ook voor snelle detectie van gezondheids- en welzijnsproblemen bij dieren biedt dit perspectieven. Hoe vroeger en juister de detectie, hoe sneller de veehouder kan optreden en hoe beter hij productieverliezen en dierenleed kan beperken. In het vervolgonderzoek zetten we hier verder op in.”
Bron: naar ILVO – 3 juni 2019