In opdracht van de VLM, hebben onderzoekers van het ILVO, de Bodemkundige Dienst van België en de KU Leuven streefwaarden opgesteld voor de fosforgehaltes in de bodem. In de nieuwe ‘Code van goede praktijken’ vindt men praktische tips om de fosforgehaltes in de richting van de streefcijfers te laten evolueren.
Hoeveel fosforgebruik is zowel economisch als milieukundig verantwoord? De VLM liet het uitgebreid uitzoeken.
Zes verschillende beschikbare meetmethodes werden onder de loep genomen en getest, in labo-, serre- en veldproeven. Na de eindevaluatie met verschillende criteria werd de huidige methode die gebruikt wordt in Vlaanderen, P-AL (extractie van fosfor uit de bodem met ammoniumlactaat, in azijnzuur bij pH 3,75), als beste methode geselecteerd.
ILVO-onderzoeker Fien Amery: “De fosforvoorraad in de bodem, zoals gemeten met P-AL, is zeer groot en verandert daardoor ook maar traag in de tijd. De fosfor die beschikbaar is voor het gewas komt ook voornamelijk uit de bodemvoorraad en veel minder uit de fosforbemesting die net toegepast werd.
Een bodem met een fosforgehalte tussen 11 en 16 mg P/100 g is zowel voor het gewas als voor het milieu goed. Binnen die streefzone volstaat het om onderhoudsbemesting toe te passen. Omdat de bodem fosfor gedeeltelijk fixeert, moet wel iets meer fosfor worden toegediend dan het gewas afvoert.
Veldproeven tonen aan dat het weglaten van fosforbemesting tijdens meer dan 10 jaar op percelen met ruim voldoende fosforvoorraad geen opbrengstdaling veroorzaakt.
Berekeningen leren dat bijvoorbeeld voor tarwe, en startend vanaf 40 mg P/100 g in de bodem, er na 100 jaar zonder fosforbemesting nog geen opbrengstvermindering is.
Ook startfosfor in het begin van het seizoen kan weggelaten worden, als het fosforgehalte boven de streefzone van 16 mg P/100 g zit. Soms staan de jonge maisplantjes er zonder startfosfor wat paarser bij, maar in de eindopbrengst is daar niets meer van te merken.
Bij gebruik van dierlijke of andere organische mest wordt automatisch ook bemest met fosfor, waardoor de daling van het fosforgehalte erg traag verloopt. Bij een jaarlijkse bemesting van 12 m³ rundveemest duurt het al snel 20 tot 30 jaar om van 26 naar 16 mg P/100 g te evolueren. Met het nog veel fosforrijkere varkensmest is het nog veel moeilijker om het fosforgehalte in de bodem te doen dalen. Daarom is het interessant om te kiezen voor mesttypes met relatief weinig fosfor en veel stikstof, zoals gier en rundveemest.
Is het koolstofgehalte van de bodem te laag? Dan bevat het mesttype naast weinig fosfor het best veel effectieve organische koolstof. Stalmest en vooral compost zijn dan de beste keuzes.
Voor de volledige praktijkgids klik Fosforpraktijkgids
Bron: naar VLM – 18 juni 2019