De vijfde editie van het landbouwrapport van het Departement Landbouw en Visserij (LARA) staat in het teken van het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid. Zoals steeds biedt het LARA een algemene beschrijving van de Vlaamse land- en tuinbouw op basis van de laatst beschikbare cijfers, met specifieke aandacht voor structurele, economische en milieu-indicatoren.
Omdat landbouw een schakel vormt in een hele keten van sectoren, brengt het LARA ook het agrobusinesscomplex en de volledige keten in beeld. Internationale economische en politieke ontwikkelingen en vergelijkingen met Wallonië komen eveneens aan bod. Het LARA bevat een schat aan cijfers en informatie, maar achter die statistieken gaan mensen van vlees en bloed schuil. Daarom vertelt het rapport ook het verhaal van negen Vlaamse land- en tuinbouwers, die deel uitmaken van het Landbouwmonitoringsnetwerk, een representatieve steekproef van 750 land- en tuinbouwbedrijven. Het zijn boeiende getuigenissen van ondernemers die in tijden van crisis strategieën ontwikkelen om het voortbestaan van hun bedrijf te verzekeren.
Specialisatie, schaalvergroting, verbreding en innovatie
Van de 24.884 landbouwbedrijven in Vlaanderen is 88 procent gespecialiseerd in een van de drie subsectoren, met veeteelt als veruit de belangrijkste specialisatie, gevolgd door akkerbouw en tuinbouw.
Het aantal landbouwbedrijven in Vlaanderen daalt gemiddeld met bijna 4 procent per jaar. De resterende bedrijven worden steeds groter. De gemiddelde oppervlakte cultuurgrond groeit naar 25 ha per bedrijf. De gemiddelde grootte van de veestapel bedraagt nu 120 runderen, 1.850 varkens en 47.000 stuks pluimvee per gespecialiseerd bedrijf. Op een bedrijf werkt gemiddeld 1,65 voltijdse arbeidskracht.
Volgens ramingen oefenen 20% à 25% van alle producenten minstens één verbredingsactiviteit uit. Voorbeelden ervan zijn zorgboerderijen, hoevetoerisme, loonwerk, hoeveverkoop en energieproductie.
4,9 miljard euro handelsoverschot
De Vlaamse land- en tuinbouwsector realiseerde in 2013 een eindproductiewaarde van 5,8 miljard euro. Daarvan is 62% afkomstig van de veeteelt. Tuinbouw en akkerbouw zijn goed voor respectievelijk 26% en 12%. De vijf belangrijkste producten qua productiewaarde zijn varkensvlees, melk en melkderivaten, rundvlees, groenten en niet-eetbare tuinbouwproducten.
De landbouwsector heeft de laatste jaren te kampen met hoge kosten. De veevoeders maken 54% uit van het intermediair verbruik, energie 11% en meststoffen 4%. De netto toegevoegde waarde wordt geraamd op 1,3 miljard euro.
In 2013 voerde België voor 39,4 miljard euro aan agrarische producten uit. De import bedroeg 34,5 miljard euro. Het handelsoverschot bedraagt 4,9 miljard euro. Vooral de dierlijke producten en agro-industriële producten dragen bij tot het positieve saldo. De voornaamste handelspartners zijn onze buurlanden. In de totale Belgische agrohandel wordt het Vlaamse aandeel geraamd op 80%.
De keten in beeld
Het Vlaamse agrobusinesscomplex telt 35.500 bedrijven met een omzet van 61 miljard euro of 15% meer dan in 2008. De investeringen bedragen 1,62 miljard euro. Anno 2013 waren er 147.400 mensen tewerkgesteld in de verschillende takken van het agrobusinesscomplex. De netto toegevoegde waarde bedraagt 8,4 miljard euro en nam met 18% toe ten opzichte van 2008. De land- en tuinbouw levert het gros van het aantal bedrijven. De voedingsindustrie is de grootste werkgever en levert het grootste aandeel van de omzet, de investeringen en de netto toegevoegde waarde.
Het belang van de voedingsindustrie binnen de Belgische industrie is groot. De voedingssector neemt 17% van de omzet, 18% van de tewerkstelling en 10% van de export van de industrie voor zijn rekening. Vier vijfde van de omzet van voedingsproducten, excl. dranken, werd in 2013 gerealiseerd door ondernemingen in Vlaanderen. De drie belangrijkste subsectoren zijn de vleesindustrie, de vervaardiging van oliën en vetten en de productie van andere voedingsmiddelen zoals chocolade, suiker, koffie en bereide maaltijden. Samen zijn ze goed voor 43% van de totale omzet.
De gemiddelde Vlaming geeft 1.855 euro uit aan voeding en 398 euro aan dranken, samen goed voor een aandeel van 15% in het totale budget. Daarnaast spendeert de Vlaming gemiddeld 782 euro aan voeding en dranken in horecazaken.
Lees het volledige LARA 2014 via deze link
https://landvis.be/sites/default/files/attachments/lara2014.pdf