Knuttensoorten die voorkomen op schapen- en rundveebedrijven, zijn veelvuldig besmet met blauwtongvirus serotype 3. Dit kan mogelijk de reden zijn van de grote uitbraak van het blauwtongvirus. Dit blijkt uit analyse door het NVWA Centrum Monitoring Vectoren (NVWA-CMV) en Wageningen Bioveterinary Research (WBVR, onderdeel van Wageningen University & Research). De WBVR voerder dit onderzoek uit in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Voor het uitvoeren van dit onderzoek zijn knuttenvallen opgehangen op zes schapen- en/of melkveebedrijven waar eerder blauwtong was vastgesteld. Deze bedrijven bevonden zich allemaal in het midden van Nederland. Het CMV-laboratorium stelde de aanwezige knutten vast op basis van microscopische analyse van de uiterlijke kenmerken, ook keken de onderzoekers naar het soort en geslacht.
Vrouwelijke knutten van eenzelfde soort die al eerder een bloedmaal hadden gehaald bij een herkauwer (en die het virus dus zouden kunnen overdragen) werden in zogenoemde pools geplaatst. Vervolgens testte WBVR deze knuttenpools op aanwezigheid van BTV-3.
Resultaten
In totaal werden 34.593 knutten gevangen. De meeste knutten waren van zes verschillende soorten. Het betrof de soorten, die bij vee voorkomen: Culicoides chiopterus, C. obsoletus, C. scoticus, C. punctatus, C. dewulfi en C. pulicaris. De voor Nederland niet-inheemse soort C. imicola is in dit onderzoek niet aangetroffen.
Veegerelateerde knuttensoorten leven in de directe omgeving van landbouwhuisdieren: ze broeden in de buurt van vee, zoals mest en kuil. Deze knutten hebben een sterke voorkeur voor bloed van schapen en runderen.
Veel dragers van het blauwtongvirus
Analyse van WBVR toont aan dat veel van de gevangen knutten het blauwtongvirus bij zich dragen. Van de 384 knuttenpools die zijn getest, bleken 179 (46,6 procent) positief voor aanwezigheid van het blauwtongvirus.
Het blauwtongvirus is vooral aangetoond in pools van de soorten C.chiopterus (67,3 procent), C. punctatus (57,7 procent) en C. obsoletus/scoticus (34,5 procent). “Het hoge percentage positieve knutten kan het gevolg zijn van veel besmet vee. Ook kan het betekenen dat BTV-3 goed wordt opgenomen in deze knuttensoorten”, aldus de onderzoekers.
Reden voor snelle verspreiding
Daarnaast kan het grote percentage blauwtongdragende knutten gedeeltelijk verklaren hoe het virus zich zo snel heeft kunnen verspreiden door Nederland. Het percentage knutten dat positief testte op blauwtong ligt in dit onderzoek aanzienlijk hoger dan tijdens de BTV-8 uitbraak in 2006-2008.
Op bedrijven waarvan bekend is dat er met blauwtong besmette dieren aanwezig waren, werd het virus ook teruggevonden in de knutten. De onderzoekers concluderen dat deze knuttensoorten heel goed in staat zijn het virus over te dragen.
“Opvallend is dat van de knutten die zijn gevangen in de vallen die in de stal hingen, het percentage met blauwtong hoger was”, constateren de onderzoekers. “Gezien de ruime aanwezigheid van virusdragende knutten, kun je goed zien hoe belangrijk vaccinatie om een besmetting met blauwtong te voorkomen, voor zowel schapen als runderen.”
Bron: WUR