In de Verenigde Staten zijn de twee belangrijkste melkveerassen Holstein en Jersey. Wereldwijd genieten Holsteins nog altijd de voorkeur door hun hoge melkproductie. Jersey’s komen op de tweede plaats. Hoewel beide rassen goed in staat zijn om grote hoeveelheden ruwvoer om te zetten naar kilogrammen vet en eiwit, verschillen ze heel erg van elkaar. Welke zijn deze verschillen nu en waarom zou ik moeten kiezen voor het ene of het andere ras?
Verschillen tussen Holstein of Jersey in melkproductie
Er zijn verschillende aspecten belangrijk in de melkveehouderij, maar uiteindelijk leiden de meeste toch naar de verkregen melkproductie. Holsteins geven gemiddeld genomen meer melk dan Jersey’s, maar Jersey’s produceren densere melk. Ter vergelijking: Holsteins produceren 12,4 procent ‘solids’ (alles behalve water d.w.z. vet, eiwit, lactose, mineralen, …) terwijl Jersey’s 14,6 procent solids produceren.
Het verschil is te verklaren doordat Jersey’s een hoger vetgehalte en een hoger eiwitgehalte produceren dan Holsteins. Het lactosepercentage en andere componenten (zoals mineralen) zijn niet verschillend tussen beide rassen.
Jersey’s gaan efficiënter om met voer dan Holsteins
Verscheidene studies geven aan dat Jersey’s efficiënter zijn om metaboliseerbare energie om te zetten in kilogrammen vet en eiwit. Jersey’s eten per kilogram lichaamsgewicht meer dan Holsteins, wat deels verklaard kan worden doordat Jersey’s een hogere passagesnelheid hebben dan Holsteins. Dit kan het gevolg zijn een verhoogde ‘output’ (meer kg vet en eiwit) of door beter te kauwen en te herkauwen. Los van het feit dat de passagesnelheid hoger is bij Jersey’s, zorgt dit niet voor een lagere verteerbaarheid van de nutriënten.
Jersey’s zijn vooral bekend om vetrijkere melk te produceren. Dit hoog vetgehalte houdt verband met de relatieve proportie van kortketenvetzuren. Deze vetzuren worden geproduceerd in de uier op basis van lipogene vetzuren die in de pens geproduceerd worden. Hoe meer structuur er in de pens aanwezig is, hoe meer lipogene vetzuren er geproduceerd worden en dus hoe hoger het vetgehalte in de melk. Hieruit zou men kunnen afleiden dat Jersey’s meer vezel (ruwe celstof, NDF,..) nodig hebben in hun rantsoen. Het tegendeel is echter waar: Jersey’s kunnen veel beter om met weinig structuur in het rantsoen dan Holsteins. Ook de haksellengte mag korter zijn bij Jersey’s.
Vruchtbaarheid
Een goede vruchtbaarheid is het resultaat van een hele puzzel waarbij alle stukjes mooi in elkaar moeten passen. Enkel dan zal een melkveebedrijf rendabel en vlotjes lopen. Hoge melkproducties zijn vaak het directe resultaat van een efficiënte vruchtbaarheid. Meer verse koeien, betekent meer melk en een beter voersaldo. In vergelijkende studies worden Holsteins gemiddeld op 85 dagen in lactatie voor een eerste keer geïnsemineerd, terwijl dit bij Jersey’s 83 dagen na kalven is. Maar gemiddeld genomen worden Holsteins in dezelfde studie drachtig op 144 dagen, en Jersey’s op 129 dagen. Dit leidt dus tot een kortere tussenkalftijd en wordt hoofdzakelijk verklaard doordat Jersey’s minder inseminaties nodig hebben om drachtig te worden (2,3 ten opzichte van 2,5 rietjes/dracht).
In een andere studie met meer dan 30.000 dieren werd gekeken naar conception rates, insemination rates en pregnancy rates tussen de verschillende rassen. Hoe ouder een koe is, hoe lager de conception rate (meer inseminaties nodig per dracht). Bij Holsteins varieerde de conception rate van 25 tot 29 procent, terwijl dit in dezelfde studie bij Jersey varieerde tussen 29 en 38 procent.
Analyse van de melkcontrolecijfers in de VS toonde aan dat de pregnancy rate van Holsteins gemiddeld 21 procent was, maar deze van Jersey’s steeg naar 27 procent. Dit is een wezenlijk verschil in inkomsten gezien de waarde van een drachtige koe gemakkelijk 300 tot 350 euro hoger is dan deze van een niet-drachtige koe.
Transitie
Geboortegemak en kalversterfte zijn belangrijke economische aspecten op melkveebedrijven. Geboortegemak is tevens sterk gerelateerd aan langleefbaarheid van zowel moeder als kalf, maar ook aan productie en vruchtbaarheid. Jersey’s hebben veel minder hulp nodig bij de geboorte, zowel als vaars dan als multipare koe. Mogelijks helpt dit ook de betere vruchtbaarheidscijfers verklaren van Jersey’s.
Een mogelijk nadeel bij Jersey’s is het verhoogd risico op hypocalcemie (calciumgebrek). Dit komt doordat Jersey’s minder vitamine D-receptoren hebben in hun darmstelsel. Deze receptoren zijn nodig om calcium beter uit het rantsoen te halen wanneer de bloed-pH hoog is. Daarom is het aangewezen om de close-up rantsoenen van Jersey’s te berekenen op een meer negatieve kation-anionbalans dan bij Holsteins. Dit kan meestal bereikt worden door het voeren van anionische zouten en zich te richten op een urine-pH van 5,8 tot 6,2. Ter vergelijking, bij Holsteins streeft men bij gebruik van anionische zouten naar een urine-pH van 6,2 tot 6,7.
Conclusie: Holstein of Jersey?
Er zijn weinig wetenschappelijke vergelijkende studies tussen de prestaties van Holstein- en Jersey-koeien. Op basis van wat nu bekend is, zijn beide rassen zeker aan elkaar gewaagd. Naast enkel de directe inkomsten, lijkt het nuttig om huisvesting en ligcomfort mee in overweging te nemen, gezien de grote verschillen in lichaamsgewicht tussen beide rassen.
Tekst: Pieter Passchyn, dierenarts en onafhankelijk adviseur melkvee, www.milkadvice.be
Je hebt zojuist een deel van een artikel uit het vakblad Melkveebedrijf gelezen. Meer van dit, thuis op de mat?