Kansen liggen er voor het oprapen in de eiwitteelt. Maar er zijn ook hindernissen die telers dienen te nemen. Verschillende organisaties proberen wegen aan te leggen naar eiwitteelt in de praktijk. Om de huidige stand van zaken te bespreken kwamen telers, kennishouders en geïnteresseerden samen in Ens. Deze bijeenkomst werd georganiseerd door Stimuland, Vertify en LTO Noord. “Vooral de marktvraag zal bepalend zijn.”
Om aan de groeiende behoefte van eiwit te voldoen wil de overheid de eiwitteelt in Nederland naar een hoger plan tillen. Eiwitteelt omvat vlinderbloemige gewassen met peulvruchten zoals veldbonen, erwten, bruine bonen, lupine en soja. Daarnaast vallen luzerne en klaversoorten ook onder deze teelt. Vanuit de overheid worden hoge verwachtingen gesteld voor de eiwitteelt in de toekomst.
Nationale Eiwitstrategie
Volgens de Nationale Eiwitstrategie dient Nederland in 2030 een areaal van honderdduizend hectare vlinderbloemigen te telen. Op dit moment staat de teller op dertigduizend hectare, waarvan iets meer dan de helft bestaat uit peulvruchten. Tevens gaan de berekeningen hierbij uit van een teeltrotatie van één-op-zes waarin de eiwitteelt meedraait. Alle hectares in Nederland zijn dan nodig om aan deze strategie te kunnen voldoen.
De meeste vlinderbloemige gewassen zijn diepgeworteld en functioneren als stikstofbinder. Dit heeft positieve gevolgen voor de bodemstructuur en -kwaliteit. Boven de grond trekken vlinderbloemige gewassen bijen en andere insecten aan, wat voordelig is voor de bestuiving van omliggende gewassen en de biodiversiteit verhoogt. Daarnaast dragen lokaal geproduceerde eiwitrijke gewassen bij aan een verlaging van de CO2-voetprint.
Geen nieuw gewas
Het meest geschikte gewas om aan deze strategie te kunnen voldoen lijkt veldbonen te zijn. Ruud Timmer van WUR Open Teelten in Lelystad vermeldde dat veldbonen op het gebied van opbrengst, eiwitgehalte en ziektebestendigheid het hoogste scoorden van alle peulvruchten. De teelt van veldbonen is niet nieuw. In de negentiende eeuw werd er al 35.000 tot 40.000 hectare veldbonen geteeld, dit was met name voor de humane consumptie. Deze teelt kelderde in de jaren zeventig van de vorige eeuw tot bijna nul hectare. De opkomst van kunstmest en de veredeling van graanrassen maakte peulvruchten namelijk overbodig.
Op dit moment liggen de knelpunten grotendeels bij de wisselende opbrengst van veldbonen. In goede jaren ligt de opbrengst rond de zes a zeven ton per hectare, maar in een minder goed jaar kan deze al snel teruglopen naar 3,5 ton per hectare. Ook zijn veldbonen gevoelig voor weersveranderingen. Het gewas heeft moeite met droogte en de infectiedruk stijgt snel bij nat weer. Tevens kan de infectiedruk van jaar tot jaar verschillen.
Afzet creëren
De overheid zet graag in op deze teelt, omdat peulvruchten teelttechnisch gezien ook vele voordelen heeft. Daarnaast bevat het gewas een hoog percentage eiwit van rond de dertig procent, dat ingezet kan worden als eiwitvervanger in humane of dierlijke voeding. Hogeschool Inholland met haar consortiumpartners richtte het project ‘Bean me up!’ op, dat eiwit verwerkt in veel verschillende voedingsmiddelen: van veganistische kaasvervanger, tot cakes en bokkenpootjes. “Met dit project hopen wij de vraag naar eiwitten aan te wakkeren en zo een stabiele afzet te creëren, dat de teelt interessant maakt voor akkerbouwers”, vertelt Feike van der Leij, lector Health & Food.
“In het verleden strandde de eiwitteelt doordat er wel werd geproduceerd, maar er geen afzet was. Daarom proberen wij het nu andersom te doen.” Dat blijft lastig zolang de prijs van import-soja laag is. De lector denkt dat tijdelijke subsidies op veldbonen wellicht een mogelijkheid kunnen zijn om akkerbouwers op weg te helpen in de eiwitteelt: “In de vorige eeuw werkten subsidies om de eiwitteelt de stimuleren. Ook zou een ‘true price’ van import-soja al een lonkend perspectief kunnen bieden om te kiezen voor lokale gewassen. Maar vooral de marktvraag zal in de toekomst bepalend zijn en dan is het goed als deze mooie eiwitten meer in voedingsproducten terecht komen dan in veevoer.”
Tweeënhalf jaar geleden ging het project Bean me up! van start. In dit project is gewerkt aan het verbeteren van de teeltopbrengsten, het optimaliseren van de processen om eiwit uit de veldbonen te halen en het vergroten van de toepassingen in food. Uit de omgeving ontving de hogeschool positieve reacties. De volgende stap is een vervolgtraject, waarbij nog beter de verbinding wordt gelegd tussen de teelt, verwerking en afzetmarkt van eiwitrijke gewassen. “Zo hopen we dat dit gewas op lange termijn dierlijke eiwitten zal kunnen vervangen.”
Voldoende waarde nodig
Aan de kant van de telers worden ook stappen gezet richting de eiwitteelt. Hiervoor bundelen eiwittelers hun krachten in de producentenorganisatie Eiwitboeren van Nederland. Voorzitter Henk Janknegt vertelt: “Vanuit de consumenten komt de vraag naar producten met een lagere ecologische voetafdruk, maar economisch gezien wordt dit onvoldoende ondersteund. Wij willen hier als productenorganisatie wat aan doen.” De organisatie kan afspraken maken met afzetters, die bindend zijn voor leden. Tevens wordt er onderling kennis uitgewisseld om de eiwitteelt te optimaliseren. “Eiwitrijke gewassen hebben vele voordelen, die we terug dienen te zien in de prijs”, laat Janknegt weten.
“Wat wij echter vaak vergeten, is dat het voor grote afnemers ook interessant is om lokaal in te kopen. Zij verlagen dan hun ook hun ecologische voetafdruk als bedrijf en kunnen dit uitstralen naar de consument.” De voorzitter benadrukt het belang van voldoende waarde van het product creëren. “Een veldboon uit Duitsland lijkt op het blote oog namelijk dezelfde boon als eentje uit de provincie Flevoland”, meldt de voorzitter. “Zonder een goede prijs te krijgen voor dit product kunnen Nederlandse telers niet blijven bestaan. Op dit moment is het moeilijk om te concurreren met geïmporteerde eiwitgewassen.”
Synergie tussen akkerbouwers en veehouders
Om terug te komen op de Nationale Eiwitstrategie benadrukt de voorzitter de synergie tussen akkerbouwers en veehouders. “Wat niet in de humane voedingssector kan, lukt wellicht wel in de veehouderij. Wellicht kan daar ook meer klaver of luzerne worden geteeld. Tevens wordt er nooit honderd procent van het product gebruikt voor de eiwitteelt. Wellicht kan dit worden ingezet als veevoeding.”
De doelen liggen er, aan de afzet wordt gewerkt, maar hoe zetten akkerbouwers de eerste stap? Akkerbouwers kúnnen natuurlijk wel veldbonen opnemen in hun bouwplan, maar dit dient wel rendabel te zijn. Op dit moment liggen de uitdagingen met name in de lage prijs en wisselende opbrengst. Daarom probeert de WUR de oorzaak van wisselende opbrengsten in de eiwitteelt te achterhalen. Actueel onderzoek richt zich op het effect van gewasbescherming, bestuiving door bijen en zaadbehandeling met Rhizobium-bacterie, dat door middel van de pH geschikte groeiomstandigheden voor het gewas creëert. Het antwoord op deze vraagstukken ligt anno 2023 nog niet klaar. Aan de weg naar eiwitteelt wordt echter hard getimmerd.
Tekst en beeld: Kim Sjoers