De VLM liet onderzoeken wat landbouwers kunnen doen om het nitraatresidu in de bodem laag te houden. De bevraging van 34 landbouwers via 4 focusgroepen werd gevolgd door een statistische analyse. Die bevestigt inderdaad dat de neerslag in het voorjaar een belangrijke rol speelt en ook dat de keuze van de hoofdteelt zeer sterk bepalend is. “Het effect van hoe de landbouwers met mest omgaan, op het nitraatresidu is niettemin erg groot”, beklemtoont de VLM in een mededeling.
Tijdens dit onderzoek bleek dat de belangrijkste ‘goede praktijken’ om nitraatresidu’s te beheersen door de deelnemende bedrijven globaal breed worden toegepast. Vanuit de bedrijven zelf werd gewezen op ruimte voor verdere verbetering. De landbouwers schoven deze vier aandachtspunten naar voren:
1. Bemest op het optimale tijdstip
Enerzijds laten de deelnemende melkveebedrijven de bemesting van het grasland vanaf half juli tot begin augustus zo goed als volledig achterwege. Anderzijds sturen ze aan op een vroege voorjaarstoediening. Die is eventueel afhankelijk van de waargenomen temperaturen, in functie van een vroege ontwikkeling van het gras. In alle focusgroepen werden maatregelen aangehaald om de gewasopname zo goed mogelijk te laten samenvallen met de periode van stikstofvrijstelling. Zo bemesten ze zo kort mogelijk voor de inzaai van mais, aardappelen of groenten, bij voorkeur bij de laatste bodembewerking.
2 Fractioneer de bemesting
Uit de focusgroepen blijkt dat gefractioneerde bemesting bij aardappelen en groenten een zeer gebruikelijke praktijk is. De basisbemesting (veelal dierlijke mest) wordt aangevuld met bijbemesting (kunstmest) tot de feitelijke plantbehoefte. Stikstofstaalnames zijn hierbij leidend voor de hoeveelheid bijbemesting die wordt gegeven. De landbouwers interpreteren hierbij de resultaten van die staalnames vanuit de eigen ervaringen. Het fractioneren van de bemesting maakt het mogelijk om tijdens het bemestingsseizoen in te spelen op de weersomstandigheden.
3. Zet vanggewassen in
Alle deelnemers zetten vanggewassen in en zien het belang in om dat zo vlug mogelijk na de hoofdteelt te doen.
4. Pas de teelt- en bemestingspraktijken aan, na het scheuren van grasland
Hierbij bemesten de bedrijven de volgteelt niet. En ze verminderen tot meerdere jaren na het scheuren de bemesting. Ook kiezen ze de volgteelt (bv. bieten) in functie van de verhoogde N-vrijstelling van het gescheurde grasland.
Stapje verder
Enkele deelnemende bedrijven hebben positieve ervaringen met meer specifieke technieken zoals:
- geplaatste bemesting (rijen-, band-, punt- en spaakwielbemesting)
- plaatsspecifieke bemesting (via bodem- en gewassensoren)
- nitrificatieremmers
- specifieke beweidingssystemen (siësta- en stripbeweiding)
- het gebruik van specifieke mestsoorten of -producten en de keuze voor een teeltrotatie in functie van de bewortelingsdiepte
Innovatie niet vanzelfsprekend
Bepaalde innovatieve of meer geavanceerde technieken passen de bedrijven dan weer minder of helemaal niet toe in de praktijk. Dat komt omdat ze minder bekend zijn of de nodige apparatuur of infrastructuur ontbreekt, omwille van de kostprijs, of ook omdat de landbouwers (al dan niet op het eigen bedrijf) negatieve ervaringen hebben gehad met het toepassen van bepaalde van technieken, zoals het verwijderen van oogstresten of de onderzaai van gras bij mais.
Suggesties voor beleid
De landbouwers suggereerden dat:
- nitraatresidubepalingen de basis kunnen vormen voor een beloningsbeleid,
- de monitoring van klimatologische omstandigheden kan leiden tot gerichte aanbevelingen of maatregelen rond beheersing van het nitraatresidu.
Bron: VLM – 9 april 2019