Elk jaar haalt maïs een hogere opbrengst. Dat blijkt uit meerjarige proefveldresultaten van maïsrassen en vreemd genoeg wordt die meeropbrengst gehaald ondanks de toenemende eisen van de mestwetgeving. Critici geven aan dat deze jaarlijkse stijging in opbrengst in de praktijk niet altijd zichtbaar is. Een bewuste rassenkeuze zou daarom van geen belang zijn. Maar dat klopt niet. Teeltbegeleiding van de maïsteelt is van essentieel belang om het ‘gat’ tussen de proefvelden en de praktijk te dichten.
Bodem en bemesting bij maïsteelt
De bodem, en dan vooral de vruchtbaarheid van de bodem, is medebepalend voor het kunnen benutten van het genetisch opbrengstpotentieel van het te zaaien maïsras. Een geslaagde maïsteelt begint met het in kaart brengen van de grondkwaliteit, die onderverdeeld kan worden in de chemische, fysische en biologische bodemvruchtbaarheid.
Een kwalitatief goede bodem wordt gekenmerkt door een hoge CEC, een optimale pH, de aanwezigheid van voldoende organische stof, de aanwezigheid van voldoende fosfaat in de voor de plant opneembare en (direct) beschikbare vorm en een voldoende tot hoge K-voorraad en K-beschikbaarheid. Aan de hand van een recente bodemanalyse wordt de bodemvruchtbaarheid in kaart gebracht en op basis hiervan kan een bemestingsbalans gemaakt worden. Ook plaatsgebonden informatie, bijvoorbeeld bepaald met een Veris-scan, kan daar enorm toe bijdragen.
De bemestingsbalans bepaalt vervolgens of er aan onderhoud, dan wel aan reparatie van de bodemvruchtbaarheid moet gewerkt worden. Partijen die gespecialiseerd zijn in het in kaart brengen en beoordelen van de bodemkwaliteit, spelen daarbij een essentiële rol.
Mestanalyse is basis
Naast nutriënten uit de bodem, zal de teler het maïsgewas aanvullend moeten bemesten om te voorzien in de onttrekking. Bij een bemesting met organische mest is het niet alleen belangrijk om te weten hoeveel kuub of ton er per hectare bemest moet worden, maar vooral door dit te doen aan de hand van de exacte samenstelling van deze mest. Een grondige mestanalyse is daarom een must.
Ook moet er nagedacht worden over de vraag of een hogere benutting van de te geven nutriënten via de mest mogelijk is door bijvoorbeeld een bewerking van de mest. Zaaien van maïs op een rijenafstand van 37,5 of 50 cm in plaats van de gebruikelijke 75 cm geeft mogelijk een efficiëntieslag. Aanvulling met speciale minerale rijenmeststoffen, gegeven via de maïszaaimachine, zorgen voor de noodzakelijke ‘finetuning’ van het plantenvoedingsplaatje.
Juiste pH
Speciale aandacht is er ook voor het op peil houden van de juiste pH door een onderhouds- of reparatiebekalking en door voldoende aanvulling met kalium. Op veel bemestingsbalansen voor maïs blijkt dit voedingselement juist de zwakke schakel in het geheel. Voor alles geldt dat zoveel als mogelijk gewerkt wordt op het moment dat het kan. Dat wil zeggen: als de draagkracht van de bodem het toelaat om daarmee structuurschade te voorkomen. Op het vlak van de bemesting is er een belangrijke taak weggelegd voor de loonwerker, die met ondersteuning van de machine-industrie zorgt voor toepassing van juiste aanwendingsapparatuur, op banden die een zo laag mogelijke bodemdruk realiseren. Specialisten in dienst van de meststoffenindustrie zorgen voor de specifieke kennis van de te gebruiken meststoffen.
Wilt u meer informatie of heeft u vragen over de bodemvruchtbaarheid van uw maïspercelen? Neem dan gerust contact op met uw KWS-adviseur.