De mate waarin een weide besmet is met parasieten is onder meer afhankelijk van het weidebeheer, de initiële weidebesmetting maar ook van de weersomstandigheden. Je dieren jaarlijks dezelfde behandeling geven zal dus weinig resultaat leveren. Als je de parasieten succesvol wilt bestrijden, is het absoluut aangeraden om te starten met het in kaart brengen van de besmetting. Op basis van deze resultaten kun je dan de gepaste maatregelen nemen, zodat je dieren beschermd zijn tijdens het nieuwe weideseizoen.
Zowel volwassen runderen als jongvee lopen tijdens het weideseizoen risico om besmet te raken met parasieten. De belangrijkste inwendige parasieten bij rundvee zijn de maagdarmwormen, leverbot en longwormen. Afhankelijk van de parasiet kan besmetting leiden tot slechte groei of melkproductie en zelfs sterfte. Met behulp van een aantal onderzoeken kun je de besmetting op je bedrijf in kaart brengen.
Onderzoek van tankmelk
Om na te gaan in welke mate jouw dieren tijdens het vorige weideseizoen in contact kwamen met maagdarmwormen (Ostertagia ostertagi) en leverbot (Fasciola hepatica) is onderzoek van tankmelk een eerste mogelijkheid. Dit zogenaamde ‘Parasitair Profiel’ gaat na hoeveel antistoffen tegen deze parasieten aanwezig zijn in de tankmelk. Voor maagdarmwormen is het opstallen het ideale moment om een Parasitair Profiel te laten bepalen. Voor leverbot is dit onderzoek het ganse jaar relevant.
Met de resultaten van het Parasitair Profiel kun je inschatten of de besmetting van de dieren een negatief effect zou kunnen hebben op hun melkproductie (figuur 1).
Figuur 1: Bij een melkkoe waarvan het tankmelkonderzoek voor maagdarmworm een waarde hoger dan 0,9 aantoont, wordt geschat dat ze dagelijks 1,3 kg minder melk produceert.
Bloedonderzoek
Om leverbotantistoffen te detecteren is ook bloedonderzoek mogelijk, en ook dat kun je in principe het ganse jaar laten uitvoeren. Deze leverbotantistoffen zijn tot 6-7 maand na infectie aantoonbaar. Als er meer dan drie op tien onderzochte monsters positief testen op antistoffen tegen leverbot, heeft de besmetting een economische impact en is het zinvol om ze te behandelen.
Mestonderzoek
Om de diagnose van maagdarmwormen al of niet te bevestigen kan bij jongvee ook een mestonderzoek gebeuren. Laat hiervoor mest van een vijftal kalveren onderzoeken en vraag hierbij altijd een telling van het aantal wormeitjes aan. Alle runderen komen immers in contact met maagdarmwormen en zullen wormeitjes in hun mest hebben. Het is daarom belangrijk na te gaan of de besmetting ernstig is zodat je weet of er maatregelen nodig zijn. Een mestonderzoek wordt liefst in de eerste helft van het weideseizoen uitgevoerd, dan produceren de volwassen wormen de meeste eitjes.
Wat met longwormen?
Een longwormuitbraak bij runderen gaat altijd gepaard met hoesten. Is er een vermoeden van een infectie met longwormen, dan kunnen mestmonsters onderzocht worden op aanwezigheid van de larven van deze parasiet. Mestmonsters worden het beste rectaal genomen, met minstens 20 gram mest per dier. Het is belangrijk om verse mest te onderzoeken, zorg er daarom voor dat de monsters zo snel mogelijk in het labo zijn. De mestmonsters mogen niet gepoold of ingevroren worden.
Ontworm op maat van jouw bedrijf
De verschillen in levenscyclus van de parasieten en de grote invloed van de weersomstandigheden op hun ontwikkeling maken dat een behandeling tegen parasieten jaarlijks herbekeken en aangepast moet worden. Maak de bestrijding daarom een vast onderdeel van jouw bedrijfsvoering en breng regelmatig de situatie op je bedrijf in kaart met de hierboven beschreven onderzoeken. Op basis van de resultaten ervan stel je samen met jouw bedrijfsdierenarts een behandelplan op dat je nauwgezet kunt volgen.
Wat kun je nog meer doen?
Naast ontwormen kan ook weidebeheer helpen om schade door parasieten te beperken. Dit betekent bijvoorbeeld regelmatig het weidegras maaien. Lang gras vormt immers een vochtig microklimaat waarin parasieten makkelijk groeien. Zorg op natte weiden voor een goede drainage.
Plaats drinkbakken op de weide en sluit de toegang tot poelen en beken af, want dit zijn de plaatsen waar het leverbotslakje leeft.
Hoe minder lang de jonge dieren op de weide staan, hoe minder lang ze blootgesteld zijn aan de larven op de weide en hoe lager het risico op besmetting. Hou het weideseizoen daarom zo kort mogelijk. Je kunt de dieren ook regelmatig omweiden, bijvoorbeeld om de acht weken. Ook dit helpt om de infectiedruk laag te houden.
Voorkom besmetting met maag- en darmwormen, vooral bij eerste-weideseizoensdieren. Stel samen met je dierenarts een preventief plan op, en hou daarbij naast alle genoemde onderwerpen, ook rekening met resistentie tegen ontwormingsmiddelen. Ga zorgvuldig om met deze producten en bespreek het ontwormingsschema met je dierenarts, want resistentie is een groeiend probleem.
Bron: DGZ