Geef aan droogstaande dieren een anionisch en structuurrijk droogstandsrantsoen rijk aan antioxidanten voor een goede weerstandsopbouw en optimaal Ca-metabolisme rond de kalving.
Antioxidanten en weerstand
Hoge producties, infectiedruk, vaccinaties, hittestress, ijzerrijk water, allemaal factoren die de vrije radicalenproductie in het lichaam doen toenemen. Vrije radicalen zijn pro-oxidanten die cellen beschadigen zodat deze ‘hun werk’ niet meer kunnen doen. Door deze oxidatiestress worden belangrijke cellen zoals de witte bloedlichamen, eierstokcellen, levercellen inactief waardoor weerstand en vruchtbaarheid negatief beïnvloed worden. Door het supplementeren van antioxidanten in evenwichtige verhoudingen, vermindert de oxidatiegevoeligheid van de cellen. De aanvulling met extra antioxidanten (o.a. vitamine E, vitamine A, bètacaroteen, Cu, Zn, Mn, Se) gebeurt best al in de droogstand met een gepast droogstandssupplement zodat de koe kalft met een goede reserve voor zichzelf en haar kalf. Door de hormonale veranderingen rond het kalven is de weerstand zeer laag terwijl de koe gewapend moet zijn tegen tal van immuniteitsreacties. Niet alleen uier- en baarmoederinfecties, maar ook vetafbraak kan een immuniteitsreactie teweeg brengen. Bij een koe die eerder een gramnegatieve besmetting (bv. coli-uierontsteking, pensverzuring, luchtweginfecties tijdens opfok) doormaakte, kunnen endotoxines opgeslagen zitten in het vetweefsel. Bij vetafbraak komen deze endotoxines weer vrij en belasten deze extra de weerstand. Probeer daarom ook vetafbraak rond kalven te beperken.
Anionen en actief calciummetabolisme
Koeien krijgen best een droogstandsperiode van een zestal weken. Doordat er in deze periode geen extra vraag meer is naar calcium voor de melkproductie valt het calciummetabolisme gedeeltelijk stil. Dit heeft als gevolg dat de spieren bij het kalven te weinig Ca krijgen, en dus slap worden. Dit uit zich dan in het ergste geval in kalfziekte, maar ook het niet afkomen van de nageboorte, melk uitliggen, lebmaagdraaiingen, kunnen een gevolg zijn.
Om het calciummetabolisme actief te houden moet het droogstandsrantsoen anionisch zijn, zo blijft er meer Ca-uitwisseling tussen bot en bloed. Doordat de Ca-voorraad uit de botten aangesproken kan worden, kalven koeien met een goede spierfunctie en hebben ze een snelle baarmoederinkrimping en goed sluitende spenen.
Om een voldoende anionisch rantsoen te verkrijgen wordt in de droogstand best hoofdzakelijk maïs en stro gevoerd, aangevuld met een beperkte hoeveelheid graskuil (is kationisch) voor extra eiwit en om de ‘pensmicroben melkveerantsoen’ in stand te houden. Extra anionen dienen gesupplementeerd te worden via een anionisch droogstandssupplement, om de Ca-uitwisseling extra te ondersteunen. De vraag naar calcium van een opstartende hoogproductieve koe is zéér groot, calcium uit botreserve moet dus zeker voldoende beschikbaar zijn.
Transitie en gezonde lever
Koeien en vaarzen vanaf 14 dagen voor kalven (=transitiegroep) veranderen hormonaal; de oestrogenen stijgen en insuline daalt. Dit uit zich in een verminderde eetlust en vetafbraak. Om te vermijden dat koeien en vaarzen voor kalven te veel vet afbreken, en dus hun lever belasten met vet (leververvetting), moet de energiedichtheid van het voer in de transitiegroep verhogen. Deze koeien worden dus best in een close-up groep geplaatst met verder een anionisch rantsoen doch met extra voorziening van zetmeel en eiwit. Extra energie (bv. door extra graan) zorgt voor voldoende glucose in het bloed. Zo hoeft de koe haar vetreserve minder aan te spreken en wordt haar lever minder belast.
De gevolgen van deze hormonale wissel is nog sterker bij koeien met een hoge productieaanleg en te vette koeien. Ook hittestress, stress door verplaatsen, enz. drukken de eetlust en kunnen aanleiding geven tot extra leverbelasting.
Om de gevolgen van vetafbraak te minimaliseren, worden best leverbeschermende B-vitaminen (beschermde choline, betaine, niacine, biotine, B1 en B2) extra toegediend. Deze remmen de vetafbraak en zorgen ervoor de dat de vrije vetzuren (NEFA’S) worden afgevoerd. B-vitaminen houden zo dus de lever gezond. Dit uit zich in een maximale eetlust (DS-opname) na kalven en een betere vet-eiwitverhouding in de melk. Minder NEFA’s in het bloed heeft ook een positieve invloed op weerstand en vruchtbaarheid.
Transitie en vruchtbaarheid
De voeding tijdens de transitie heeft een belangrijke invloed op de toekomstige vruchtbaarheid. Follikels die 2 tot 3 maand na kalven een eicel vrijgeven, vinden hun oorsprong in de transitieperiode; een follikel moet nl. 2 tot 3 maand rijpen. Een close-uprantsoen met voldoende energiedichtheid en extra antioxidanten is dus zeker aan te raden voor een goede werking van de eierstokken.
Een gezonde lever is ook voor een goede vruchtbaarheid van groot belang. De cyclus kan pas weer opstarten als de lever in staat is om IGF-1 hormoon af te geven. Als een koe binnen een maand na kalven tochtig wordt, wijst dit op een goedwerkende lever en maakt ze meer kans om tijdig drachtig te raken. Voor betere bevruchtingsresultaten na kalven, wordt tijdens transitie best extra bètacaroteen gesupplementeerd. Bètacaroteen verhoogt de aanmaak van oestrogeen in het geel lichaam en geeft zo een betere bronst. Een hogere progesteronaanmaak heeft een positieve invloed op het in stand houden van de dracht.
Extra zetmeel, een transitiesupplement met extra leverbeschermende ingrediënten en extra bètacaroteen in de transitieperiode, geeft aanleiding tot de vorming van kwalitatief goede follikels. Zo kan de koe tijdig geïnsemineerd worden en is de slagingskans om drachtig te worden na de eerste inseminatie groter, wat de tussenkalftijd ten goede komt. Met het oog op een maximale voerefficiëntie, is een optimale tussenkalftijd een zeer belangrijke parameter voor de toekomst.