Met ingang van 1 oktober 2018 werd inzake BTW een nieuwe regel ingevoerd. Deze bepaalt dat het de landbouwer in de bijzondere landbouwregeling verboden is om zijn BTW-identificatienummer aan de dienstverrichter (loonwerker) mee te delen. Dat verdient een verklaring.
Wanneer een loonwerker voor een landbouwer diensten verricht betreft het meestal landbouwdiensten. Het BTW-wetboek omschrijft dit als bebouwings-, oogst- en teeltwerkzaamheden. Op deze landbouwdiensten zoals ploegen, zaaien en oogsten van mais, spreiden van mest, enz. is een tarief van 6 procent van toepassing. Betreft het geen landbouwdienst zoals bijvoorbeeld transport of mestverwerking dan is dit 21 procent.
Wanneer goederen worden geleverd met betrekking tot deze hogervermelde werkzaamheden worden deze apart vermeld op de factuur en belast aan het BTW-tarief dat hierop van toepassing is. Voor bijvoorbeeld zaaigoed is dat 6 procent, voor sproeistoffen 12 procent en voor plastiek om gras te wikkelen is dat 21 procent.
Landbouwdiensten zijn meestal werken in onroerende staat waarbij de BTW dient te worden verlegd
Loonwerken die betrekking hebben op grond of met de grond verbonden teelten worden aanzien als werken in onroerende staat. Hetzelfde geldt voor het oprichten en herstellen van gebouwen en het aanbrengen van inrichting die vast met het gebouw verbonden is.
Voor werken in onroerende staat voorziet de BTW-wetgeving dat de BTW moet worden verlegd. Dit betekent dat de loonwerker of aannemer van werken geen BTW op de factuur vermeldt. De melkveehouder betaalt dan geen BTW en de loonwerker dient geen BTW af te dragen aan de schatkist. De BTW is in deze situatie toch een nuloperatie voor de schatkist, maar door op deze manier te werken moet er geen BTW worden voorgefinancierd. Voor loonwerken is dat meestal beperkt maar bij het bouwen van een stal bijvoorbeeld is dat een belangrijk bedrag (21 procent van de bouwkost).
Geen verlegging van heffing voor melkveehouders in de bijzondere landbouwregeling
Bij melkveehouders die gebruikmaken van de bijzondere landbouwregeling inzake BTW is geen verlegging van heffing mogelijk. Zij kunnen immers geen BTW aftrekken in de bijzondere landbouwregeling omdat deze op forfaitaire wijze wordt terugbetaald via de forfaitaire compensatie (BTW) van 6 procent die ze ontvangen op hun verkopen (kalveren, reformkoeien, melk, enz.).
Deze melkveehouders moeten dus altijd 6, 12 of 21 procent betalen op hun aankopen en de diensten die voor hen worden verricht, en verlegging van BTW is uitgesloten.
Nieuwe regel sinds 1 oktober 2018 voor melkveehouders in de bijzondere BTW-regeling
Omdat in het verleden werd vastgesteld dat in een aantal situaties met landbouwers ten onrechte een verlegging werd toegepast waarbij de landbouwer in de bijzondere landbouwregeling geen BTW betaalde werd met ingang van 1 oktober een nieuwe regel ingevoerd. Deze bepaalt dat het de landbouwer in de bijzondere landbouwregeling verboden is om zijn BTW-identificatienummer aan de dienstverrichter (loonwerker) mee te delen. Indien dit toch gebeurt en er wordt ten onrechte geen BTW aangerekend dan is de loonwerker ontlast van de aansprakelijkheid met betrekking tot het doorstorten van de BTW aan de schatkist. Bij een foute factuur zal dus de melkveehouder in de bijzondere landbouwregeling die ten onrechte geen BTW betaalt worden aangesproken door de fiscus om de BTW en de erop van toepassing zijnde boete te betalen.
Dus opgelet…
Melkveehouders in de bijzondere landbouwregeling moeten altijd BTW betalen op hun aankopen en de diensten die voor hen worden verricht. Verlegging van heffing voor werken in onroerende staat is voor hen uitgesloten. Ze geven geen BTW-nummer door aan hun loonwerker. Wordt hun BTW-nummer wel op de factuur vermeld, omdat de loonwerker hun BTW-nummer spontaan op de factuur aanbrengt, dan moeten ze er zich van vergewissen dat de BTW correct werd aangerekend. Anders draaien ze zelf op voor de achteraf te betalen BTW vermeerderd met een boete.
Bron: Paul Van Der Schueren en Wim Van Hove (DLV accountants) in Melkveebedrijf november 2018