Nu het moment om maïs te zaaien weer in beeld komt, is het tijd om aandacht te besteden aan de teelt in voorjaar en zomer. Een goed teeltmanagement betaalt zich, als de weersomstandigheden meewerken, uit in de vorm van een goede opbrengst en kwaliteit. Een aantal handige tips helpen om de teelt in deze jaargetijden verder te optimaliseren.
- Zaai niet te vroeg en niet te laat
Een te vroege zaai van de maïs geeft kans op een slechte en trage kieming door de te koude grond en/of kans op schade door nachtvorst begin mei. Een te late zaai geeft eenvoudigweg een korter groeiseizoen en daarmee kans op een gebrekkige afrijping en daarmee kwaliteitsproblemen. Het beste zaaitijdstip ligt tussen 20 april en 10 mei, maar nog veel belangrijker is de bodemtemperatuur op zaaidiepte op het moment van zaaien. Deze moet minimaal 10 °C zijn.
Zaai bij een bodemtemperatuur op zaaidiepte vanaf 10 °C
2. Zorg voor een snelle beginontwikkeling door een goede grondbewerking
Een goed zaaibed zorgt voor een goede water- en luchthuishouding en stimuleert een snelle opwarming van de zaaihorizont. Dit is door het fosfaatbemestingsverbod op derogatiebedrijven nog belangrijker. Door het ontbreken van de zogenaamde ‘startfosfaat’ is een snelle opwarming van de grond, een daarmee vlotte kieming van het zaad en een goede beginontwikkeling van het jonge plantje cruciaal! Om dit te bereiken dient de zaaihorizont los en kruimelig en de ondergrond zonder verdichtingen te worden klaargelegd. Met de droge zomer van 2018 nog vers in ons geheugen is het meer dan ooit belangrijk om de bodemvochtigheid goed in de gaten te houden. Beperk het aantal bewerkingen van de bouwvoor daarom tot een minimum om verdere uitdroging te voorkomen.
Een voldoende aangedrukt wortelbed bevordert de capillaire opstijging van bodemvocht
Een vlak zaaibed geeft een regelmatige opkomst en stand van het maïsgewas
3. Bemest indien nodig, met kalium bij
Als gevolg van de mestwetgeving is de bemesting met organische mest en daarmee ook de voorziening in kalium aan het teruglopen. Daar komt nog eens bij dat ook de kaliumgehaltes in de mest afgenomen zijn. In droge zomers als 2018 is het eens te meer gebleken dat maïs op percelen met een goede kaliumverzorging langer vitaal blijft en daarom beter tegen droogte bestand was. Bemest daarom extra kalium bij om opbrengstverlies en kwaliteitsproblemen in maïs te voorkomen. Het strooien kan het beste kort voor tot kort na de zaai plaats vinden. Controleer met behulp van de bemestingsbalans op www.kws-maismanager.com/tools/bemestingsbalans/ hoeveel kalium er daadwerkelijk bij bemest moet worden.
Bij een kaliumgebrek is een maisgewas veel gevoeliger voor droogte
4. Controleer de zaaiafstand en zaaidiepte
Het is belangrijk om tijdens het zaaien de zaaidiepte en –afstand in de rij te controleren. Op de zwaardere klei-/leemgrond moet een zaaidiepte van 3-4 cm worden nagestreefd. Omdat op lichtere (zand/löss)grond deze zaaidiepte een te groot risico op uitdroging en een slechtere verankering in de grond geeft, moet op een dergelijke grond 5-6 cm als zaaidiepte aangehouden worden. De zaaiafstand in de rij tussen 2 zaden is afhankelijk van de vroegrijpheidsklasse (FAO) waarin het te zaaien ras valt. Voor vroege rassen geldt als afstand 13,3 cm (maximaal 100.000 zaden/ha) en voor middenvroege rassen 14,1 cm (maximaal 95.000 zaden/ha) tussen 2 zaden in de rij.
5. Gebruik, indien mogelijk, een rijenmeststof
Het gebruik van een rijenmeststof bij het zaaien van maïs ter bevordering van de beginontwikkeling is altijd zinvol. Stikstof en fosfaat bemest in de vorm van een rijenmeststof kent een hogere efficiëntie dan bij een volvelds toepassing. Het gebruik van fosfaat uit kunstmest is op derogatiebedrijven niet meer toegestaan. Er zijn verschillende formuleringen en vormen (vast, vloeibaar, fijngranulaten, en met of zonder coating) in de handel voor een juiste op de specifieke situatie afgestemde bemesting op maat. Ook zijn er formuleringen met hulpstoffen verkrijgbaar die de opname van de in de bodem aanwezige fosfaat kunnen verbeteren.
Het gebruik van een rijenmeststof heeft altijd zin
6. Gaat u voor onderzaai of nazaai?
De nieuwe regelgeving voor 2019 luidt dat het vanggewas uiterlijk 1 oktober in de grond moet zitten middels onderzaai of nazaai. Als het goed is, is hier de maïsrassenkeuze op aangepast. In veel gevallen is gekozen voor vroege maïsrassen en daarmee voor nazaai van het vanggewas. Dit betekent in de praktijk dat de maïs op de betreffende percelen voor 1 oktober gehakseld moet worden. Belangrijk is dan dat er goede afspraken met de loonwerker worden gemaakt en er voor een maïsras is gekozen wat ook werkelijk vroegrijp in de korrel is. In de diverse maïsrassenlijsten waarin de korrelvroegrijpheid en -opbrengst van veel verschillende korrel- en silomaïsrassen gepresenteerd staan, is dit duidelijk weergegeven. 2019 wordt dan ook het eerste jaar van de waarheid waar ook nog eens veel van het weer en daarmee de afrijping af zal hangen.
De korrel bepaalt of de maïs daadwerkelijk voor 1 oktober rijp geoogst kan worden
7. Controleer de veldopkomst
De veldopkomst (opkomst van alle gezaaide korrels) is eenvoudig te controleren door willekeurig op een aantal plaatsen in het gezaaide perceel in een rij 13,3 meter uit te passen, het aantal planten over deze afstand te tellen en dit te vermenigvuldigen met 1.000. De gemiddelde veldopkomst kan heel eenvoudig berekend worden met de handige tool ‘Veldopkomst’ op de www.kws-maismanager.com/tools/veldopkomst/.
Controleer de veldopkomst van de maïs op het perceel
BRON: KWS